L’elisir d’amore, Melodramma in twee bedrijven van Gaetano Donizetti. 1832. Libretto van Felice Romani, naar de tekst van Eugène Scribe voor Aubers Le Philtre. Eerste opvoering in het Teatro Cannobiana, Milaan, op 12 mei 1832. Bezochte voorstelling: Amsterdams Operakoor, Het Muziekgebouw, 24 april.
Muzikale leiding: Ago Verdonschot; Koor: Amsterdams Operakoor; Orkest: Het Promenade Orkest; Adina: Anna Balaian; Nemorino: Felipe Carlos; Dulcamara: Sam Eggenhuizen; Belcore: Emmanuel Franco-Pentinga; Giannetta: Elnara Muermans
L’elisir d’amore
Op 24 april bracht Het Amsterdams Opera Koor samen met Het Promenade Orkest en de solisten Anna Balaian, Felipe Carlos, Sam Eggenhuizen, Emmanuel Franco-Pentinga en Elnara Muermans een feestelijke concertante uitvoering van de komische opera L’elisir d’amore van Gaetano Donizetti.
Op 6 mei 1950 (!) werd het koor opgericht. En na meer dan zeventig jaar is dit enige echte amateuroperakoor van Amsterdam nog steeds springlevend.
En leve de opera !
Op 1 december 2019 bezochten wij voor het laatst het Amsterdams Operakoor, dat ons toen op een hartverwarmend operaconcert trakteerde met aria’s van Donizetti, Bellini, Ponchielli, Leoncavallo en Mascagni. Wij roemden in onze recensie de “tot innige tevredenheid stemmende combinatie van kunstlievende welwillendheid en hupsafladderloze bereidheid tot operagenot” die zich meester maakte van zowel uitvoerenden als publiek. Een kwalificatie die zonder enige reserve wederom van toepassing was op het concert dat afgelopen zondag in Het Muziekgebouw plaatsvond. De oplettende lezer merkt nu op: 2019? En nu is het 2022? Hebben ze het daar bij Opera Gazet soms te druk met hun guerrilla tegen DNO? Wij kunnen u verzekeren: wij wassen onze handen in onschuld. Het was de schabouwelijke Sprinkhanenplaag die de aflopen jaren de cultuursector dwars zat. Dus het geplande Amsterdams Operakoor jubileumconcert van 2020 kon nu pas plaatsvinden. En dit keer geheel op stand, in het Amsterdamse Muziekgebouw, met een heus orkest en met op het programma een integrale (concertante) opera: L’elisir d’amore. Donizetti dus: altijd goed. Vooral bij concertante uitvoeringen is het handig om van te voren even van de inhoud kennis te nemen. De inhoud “navertellen” in een recensie heeft een hoog mosterd-na-de-maaltijd gehalte, maar vooruit, ter herinnering of ter kennisname van de ongelukkigen die het concert niet konden bijwonen.
Van simpele agrariër…
Boer Nemorino is verliefd op grootgrondbezitster Adina, die op haar beurt weer aanzienlijk meer ziet in Belcore, een type Van Gaal, een man met een onmetelijk zelfvertrouwen uit een extraterrestriaal universum. Dulcamara runt een handeltje in bedriegelijke wondermiddelen uit de A.Vogel-klasse. Nemorino bestelt een liefdesdrank (Nu Met Geheel Vernieuwde Formule!) bij Dulcamara. Ongelukkigerwijs heeft Adina net besloten een samenlevingscontract met Belcore te tekenen. Dus Nemorino weer naar Dulcamara: doe mij nog maar een litertje van dat spul. Maar ja, dat moet wel betaald worden, en de enige mogelijkheid die Nemorino ziet is om zich aan te melden bij het regiment van sergeant Belcore: voelt ongemakkelijk.
… tot favori des dames
In het dorp heeft het plaatselijke juice-channel het gerucht verspreid dat Nemorino een fortuin heeft geërfd. Ineens is hij razend populair bij de dames, een plotselinge ontwikkeling waaromtrent wij ook in het duister verkeren. Hoe dan ook, nu ziet Adina groen van jaloezie. Als Dulcamara haar vertelt dat Nemorino alleen in dienst is gegaan bij Belcore om Adina voor zich te winnen, verscheurt Adina het samenlevingscontract met Belcore. Adina koopt Nemorino vrij uit het regiment en neemt op de terugweg meteen een catalogus met huwelijksbootjes mee. Ze wil er zo snel mogelijk met Nemorino in stappen.
DONIZETTI
Wil men enkele uren in verrukkelijke operasferen verkeren, dan is er vrijwel geen betere componist dan Gaetano Donizetti, de man van de 70 opera’s, de man die van een armoedig bestaan tot rijkdom kwam, maar uitermate beroerd eindigde. Tot zijn dood in 1848 bracht hij zijn laatste levensjaren in een psychiatrische inrichting door: volkomen mataglap, hij herkende zijn eigen muziek niet eens meer.
Het is je haast niet voor te stellen maar er waren collega’s die de muziek van Donizetti afkeurden. De zachtaardige Mendelssohn was er zo een; hij was beleefd en vriendelijk in zijn kritiek. Op een avond woonde Mendelssohn met enkele vrienden een opera van Donizetti bij, het gezelschap probeerde bij Mendelssohn in het gevlij te komen door het werk van de Italiaan keihard af te kraken.
Mendelssohn ergerde zich aan de slijmballen die bij hem in een goed blaadje wilden komen ten koste van een collega-componist, en riep ze tot de orde: “Mijne heren, ik vind dit prachtige muziek, en weet u, ik zou heel graag zelf zulke prachtmuziek gecomponeerd hebben!” Take that.
Wij bezoeken graag concerten die worden verzorgd door gevorderde amateurs en meestal worden ondersteund door professionals. De sfeer in Grote Operahuizen is vaak opgeklopt, een groot deel van het publiek komt om snobistische redenen en heeft GEEN BAL verstand van opera.
Van de gesprekken die wij tijdens de pauzes in de Europese foyers opvangen kun je een avondvullende cabaretvoorstelling maken. Bij uitvoeringen zoals die van het Amsterdams Operakoor is de sfeer immer genoeglijk en samen te vatten onder de noemer CON AMORE.
En dat geldt op vele terreinen: liefde voor de muziek, behagen scheppen in de muzikale prestatie waar maanden van repetities aan vooraf gingen, en een zekere ontroering voor de gezamenlijkheid van amateurs en professionals. Samen een fraaie (maar zeker niet zijn fraaiste) Donizetti-opera “neerzetten”; het heeft een connotatie van “dat neemt niemand ons af”.
Het werd een puike operamiddag, daar in Het Muziekgebouw. Het Amsterdams Operakoor was in topvorm, en bracht de toch niet zo makkelijke, vaak intermitterende koorpassages tot een heel goed einde. De uitspraak van het Italiaans blijft lastig, maar als we het Italiaans van Willy Alberti als referentiepunt nemen, dan zou het koor zo uit Bologna kunnen komen. Het koor is anno 2022 van een angstig geringe omvang; aanwas lijkt zeer welkom, zo niet hoognodig.
L’elisir d’amore, dat is er een met onvervalste tophits, zoals “Quanto è bella” (Nemorino) en het overbekende “Una furtiva lagrima”, een aria die alleen nog niet door De Twee Pinten is opgenomen. Verder het geestige «Udite, o rustici» (Dulcamara), de ernstig aanstekelijke en anti-depressieve barcarolle « Io son ricco, e tu sei bella » (Adina/Dulcamara), « Chiedi all’aura lusinghiera » (Aldina) en “Bel conforto al mietitore” (Gedetta + koor, voorafgaand aan “Quanto è bella”).
Ook de vijf solisten brachten veel muzikale vreugde. Mijn linkerachterbuurman zei “Dat is een goed stel hoor”. En daar konden wij ons volledig in vinden.
De jonge Armeense sopraan Anna Balaian vertolkte de rol van Adina; zij beschikt over iets stevigs-pittigs in haar energieke stem (is zij reeds als dramatische sopraan uit de kast gekomen?) dat heel goed bij de rol van rijke pachteres Adina past. Haar aria en cabaletta, het ontroerende, coloraturige “Prendi, per sei libero… Il mio rigor dimentica” was een hoogtepunt.
De tophit “Una furtiva lagrima” werd fraai gezongen door tenor Felipe Gallogos; terechte bijval was zijn deel. Gallogos heeft niet het volume dat Het Muziekgebouw op zijn fundamenten doet schudden, maar daar staat een fraai-plastische inleving in zijn rol dan weer tegenover.
De rol van de soubrette-achtige Gianetta was in uitstekende handen van Elnara Muermans, een fantastische zangeres die niet alleen internationaal zeer gewaardeerd wordt om haar fraaie stem, maar ook nog eens uitstekend accordeon speelt, en tal van projecten initieert. In 2010 nam zij samen met haar zuster Gulnara Shafigullina (een al even ravissante sopraan) de CD “Gallery of Russian Songs” op. Elnara en Gulnara zijn parels in de Nederlandse operawereld.
De energieke, met een al even energieke podiumprésence behepte Mexicaanse Emmanuel Franco-Pentinga was met zijn krachtige stem en welluidende, hoge noten een overtuigende en oerkomische Belcore; hij zong de rol al eerder in het Spaanse Pamplona en was op deze middag absoluut een van de belangrijkste troeven, zo niet de allerbelangrijkste.
Sam Eggenhuizen (Dulcamara) leek met zijn soepele, elegante bas-bariton (meer bariton dan bas als u het mij vraagt) meer een gniepige homeopaat dan een slim-boertige kwakzalver; op zijn fraaie, muzikale inbreng was niets aan te merken, maar hij beschikt onzes inziens niet over het juiste stemtype en timbre voor deze rol: de basso buffo. Eggenhuizen werd door Jaap van Zweden “de toekomst van de opera” genoemd, en daar kunnen we ons zeker iets bij voorstellen.
Daverende operamiddag
Wat betreft Het Promenade Orkest was het business as usual: voortreffelijk dus. En niet alleen prachtig maar ook verdiend dat het Amsterdams Operakoor bij deze bijzondere gelegenheid door een echt orkest werd begeleid. Ten slotte alle lof voor maestro Ago Verdonschot die er met het orkest en met zijn koor (weer) een daverende operamiddag van maakte. Hulde!
Olivier Keegel
Een mooie recensie in het de Oper Gazet, n.a.v. ons concert van 1 december 2019.
Wilt u het artikel met foto’s lezen klik dan op www.operagazet.com.
Met dank aan Olivier Keegel, recensent en schrijver van dit stuk.
Het Amsterdams Operakoor trakteert op belcanto en verismo
Dominicuskerk, Amsterdam. 1 december 2019
Amsterdams Operakoor o.l.v. Ago Verdonschot
Solistische medewerking: Monique Krüs, Ago Verdonschot
Vleugel: Hans Schellevis
“Ongecompliceerdheid” is een groot goed waar de operawereld steeds minder greep op krijgt. Voor een bezoek aan De Nationale Opera kunt u maar beter afgestudeerd psycholoog -of beter nog: psychiater- zijn om u een weg te banen door de “concepten” die u krijgt voorgeschoteld. Op ongecompliceerde wijze operamuziek uitvoeren is een verworvenheid die men in ons huidige tijdsgewricht slechts met de nodige dosis sluwheid en behendigheid op het spoor komt. De verkeerde afslag in het operadoolhof lokt. Dan eens zit u op een boomstronk in de stromende regen een uitvoering “op bijzondere locatie” bij te wonen, dan weer wordt u geconfronteerd met een geamputeerde “pocket-opera” of bent u tot uw ontsteltenis verzeild geraakt in een “opera scratch”, waar dames met regenkapjes en heren met sandalen opgefokt vrolijk doen en vals zingen. In het ergste geval belandt u in een weiland met uitzicht op een opera “in een nieuw jasje”.
Het operadoolhof
De juiste toegangswegen in het operadoolhof worden versluierd door de snobistische, kwalijk riekende dampen die opstijgen uit de rijen der Mensen van Nu. Maar voor wie zich niet van de wijs laat brengen (no pun intended) is er nog volop te genieten. Lang leve de Oost-Europese tourgezelschappen, en wat ons onderwerp van vandaag betreft: lang leve de amateur-operakoren.
Zangvreugde
Wij woonden op 1 december een uitvoering van het Amsterdams Operakoor bij in de Amsterdamse Dominicuskerk. Het is verbazingwekkend en uitermate genoeglijk om zodra men het godshuis betreedt, zich te mogen onderdompelen in de ware operasfeer, een innig tot tevredenheid stemmende combinatie van kunstlievende welwillendheid en hupsafladderloze bereidheid tot operagenot. Tot grote vreugde stemde ook het programma: Donizetti, Bellini, Ponchielli, Leoncavallo, Mascagni….. Slechts een enkeling verlangde hevig naar het meesterwerk “Waiting for Miss Monroe”.
Het Amsterdams Operakoor maakte zijn reputatie volledig waar: muzikaliteit en zangvreugde streden om voorrang. Voeg daarbij de twee uitstekende solisten, Monique Krüs en Ago Verdonschot, en het gerieflijk gekozen aanvangstijdtip (16:00h, ruim gelegenheid om na afloop de keilenwinkel in te duiken), en de geslaagdheid van deze middag tekent zich af in de scherpst mogelijke contouren. Monique Krüs is een uiterst veelzijdige sopraan; haar “Preghiera” (uit I Lituani van Ponchielli) ging in de meest positieve door merg en been van pure schoonheid. De lichte bariton van dirigent Ago Verdonschot (jazeker, in een dubbelrol deze middag) valt mij steeds weer op door de intense muzikaliteit ervan. Zijn hart klopt in driekwartsmaat: ó-pé-rá, ó-pé-rá….
Koster zoek
Hulde ook voor Hans Schellevis, van wie je gerust kunt zeggen dat hij via zijn vleugel het orkest voor zijn rekening nam. Ook de dappere wijze waarop hij het gevecht aanging met de onwillige bladmuziek (“ik wil niet omgeslagen worden, ik wil terug”) maakte indruk. Waar was de bladomslaander? (Toegegeven, een zenuwslopende baan.) Heeft de Dominicuskerk geen koster die even bij kan springen?
Nog niet genoemd, maar speciale aandacht verdienend was de componist Giovanni Pacini, die op het programma met een overweldigend fraai stuk uit zijn opera Malvina di Scozia. “Nefando eccesso”, uitgevoerd door het Amsterdams Operakoor en bariton Ago Verdonschot, was voor ons een uiterst plezierige muzikale verrassing. Op het filmpje een andere opera van Giovanni Pacini, La Sacerdotessa di Irminsul.
Op 7 juni 2020 is er een jubileumconcert van het Amsterdams Operakoor, met een integrale uitvoering van L’elisir d’amore. Laten wij het niet merken dat u thuis blijft!
Olivier Keegel (2-12-2019)
================================================================
Recensie naar aanleiding van ons concert van 2 december 2018 in de Dominicuskerk te Amsterdam
Olivier Keegel in Opera Gazet 2018-12-02
Naar aanleiding van ons concert op 14 juni 2014
onderstaand de reactie van Bo van der Meulen, die deze avond
op zijn eigen onnavolgbare wijze presenteerde :
Lieve allemaal,
Wat een feest was het om met jullie allemaal samen te hebben mogen werken!
De voorbereidingen (inclusief hobbels op de weg) hebben we met een
gezamenlijk doel vol energie, inzet, positiviteit en bereidwilligheid om
oplossingen te vinden, gedaan.
Dit heeft mijns inziens, en ik hoop dat ik jullie gevoel met me delen,
geleid tot een groot (muzikaal) feest: toegankelijk, op hoog niveau,
vrolijk, aantrekkelijk voor een groot en breed publiek, uitnodigend en gul!
Op zaterdag, rond 23.00 uur, hadden de meesten van ons zo’n 15 uur
onafgebroken gewerkt, (Stephan waarschijnlijk ten minste 48, Janine, Marc en
Tanja minimaal 96 uur(!) uur non stop) en ik zag om me heen alleen maar
stalende gezichten van tevreden en gelukkige mensen. Een heerlijk gevoel
was dat en iets dat ik nog lang zal koesteren.
Dank aan jullie allemaal om dit feest mogelijk te hebben gemaakt en als het
mij ligt, gaan we dit vaker doen.
Heel veel lieve groeten, tot spoedig en ik stel voor in ieder geval als een
soort van afrondingen snel een borrel op het het terras van VondelCS te
drinken !!!
xxx (en die zijn echt!)
10 november 2013 Concertgebouw, Grote Zaal
Navolgende recensie is uit Dagblad Trouw van 16 november 2013.
Bevlogen amateurs op kruistocht voor Verdi
PETER VAN DER LINT – 16/11/13, 00:00
Verdi heeft verloren. Het jaar duurt nog anderhalve maand, maar we kunnen nu alvast rustig constateren dat in
het jubeljaar van zowel Wagner als Verdi – beiden werden in 1813 geboren – de Italiaan het heeft afgelegd tegen
de Duitser. De ene operareus heeft de andere verslagen – alsof Fafner zijn reuzenbroer Fasolt een fatale klap
heeft gegeven, om in Wagnertermen te blijven.
Goed, het helpt misschien een klein beetje dat de Opera van Hamburg deze dagen een opvallende trilogie
van vroege Verdi-opera’s presenteert. David Alden regisseert daar achter elkaar ‘I Lombardi’ (1843),
‘I due Foscari’ (1844) en ‘La battaglia di Legnano’ (1849). Kijk, dat is nou eens een bijzonder project
waarmee je jezelf in de kijker speelt en waarmee je het Verdi-jaar cachet geeft.
Hier in Nederland was het maar magertjes wat Verdi betreft. De Nederlandse Opera plande niet eens een
nieuwe productie, maar hernam een oude ‘La traviata’. De NTR ZaterdagMatinee deed gelukkig een concertante
‘Il trovatore’ en verder waren, en komen er enkele uitvoeringen van het Verdi Requiem.
Vergelijk dat eens met de overkill aan Wagner door de Nederlandse operagezelschappen, maar ook door de
orkesten die luxueuze concertante uitvoeringen op poten zetten. Ik hoorde laatste iemand verzuchten:
“Ik heb het nou wel even gehad met die Wagner.”
Maar kijk. Afgelopen zondag kwamen de hulptroepen. Geen professionals, maar amateurs, en dus: ware liefhebbers
. Het Amsterdams Operakoor verzorgde in het Concertgebouw een concertante uitvoering van ‘I Lombardi alla prima crociata’
(De Lombarden op de eerste kruistocht), één van de opera’s die nu dus in die Hamburgse trilogie te zien is.
Het Concertgebouw stond die zondagmiddag eventjes middenin de Jordaan. Daar, in die Amsterdamse volksbuurt,
was de snik van de opera even populair als de snik van het levenslied. Men zegt dat die sfeer er tegenwoordig verdwenen is.
Misschien is dat waar, maar hier in de zaal zat een heerlijk, meelevend publiek, dat niet zeurde om een paar minder
gelukte passages of een penibele noot.
Daar gezeten dacht ik met lichte weemoed terug aan Cristina Deutekom, die haar eerste successen vierde in een
vergelijkbare context: met opera- en operettevereniging Thalia. Deutekom brak al gauw internationaal door en een
van haar eerste grote successen in het Italiaanse repertoire was de rol van Giselda in ‘I Lombardi’. Ze mocht de rol in
1971 in een Londense studio opnemen, met grootheden als Plácido Domingo en Ruggero Raimondi. Van haar tirade
tegen oorlog en bloedvergieten aan het eind van de tweede akte valt je mond nog steeds open.
Hier hadden we Annemarie Kremer en die trok ook beslist een aardige scheur open. Kremer zingt inmiddels met succes
Norma in het buitenland, net als Deutekom dus. Maar dat lekkere koor uit Amsterdam, dat verdient een pluim.
Niet alleen voor de meeslepende uitvoering van ‘O Signore, dal tetto natio’, maar bovenal voor hun kruistocht om
Verdi in zijn jubeljaar te eren.
Onderstaande recentie is uit Opera Nederland, met toestemming van en dank aan
de recencent Mark Duijnstee.
DIVERSE RECENSIES
Annemarie Kremer siert Amsterdams Opera Koor in ‘I Lombardi’
Door: Mark Duijnstee
© Paul Krynen
Het Amsterdams Opera Koor is een begrip in operaland Nederland. Dit liet het koor op zondagmiddag
10 november 2013 in het Concertgebouw van Amsterdam horen met een uitvoering van de opera ‘I Lombardi’.
‘I Lombardi alla Prima Crociata’ is een opera in vier akten van Giuseppe Verdi (1813 –1901) en de opvolger
van zijn derde opera ‘Nabucco’. Net als ‘Nabucco’ was ‘I Lombardi’ een product van haar tijd. Het is een groot
historisch werk met een vaderlandslievende stemming. Daardoor was de première van ‘I Lombardi’ in de Scala
van Milaan op 11 februari 1843 een groot succes. De opera werd in een herziene versie in 1847 in Parijs onder
de titel ‘Jérusalem’ opgevoerd.
‘I Lombardi’ speelt zich af aan het einde van de 11e eeuw ten tijde van de eerste kruisvaarders en vindt plaats in
Milaan, in en rond Antioch en bij Jeruzalem. Het verhaal is ondoorgrondelijk en de muziek is vaak rechttoe rechtaan,
ook al kondigt het genie Verdi zich aan met een aantal prachtige momenten. ‘I Lombardi’ is een dankbare opera
voor koor, want het koor heeft zo’n tiental momenten om te schitteren. Het Amsterdams Opera Koor (AOK)
heeft zich goed voorbereid op de grote koorpartij en de leden zingen geconcentreerd, nauwkeurig en beheerst.
Zij weten waarover zij zingen in de verschillende hoedanigheden van inwoners van Milaan, kruisvaarders en geesten,
de heren als paleiswachten en de dames als nonnen en haremdames. Eén van de hoogtepunten is het “O signore,
dal tetto nation” in de laatste akte, een soort pendant van het slavenkoor. Opvallend is overigens, dat het
anti-islamitische “Stolto Allhà” niet is geknipt…
Het AOK heeft een lange operatraditie en sinds zijn oprichting in 1950 waren al veel belangrijke operazangers
bij hen te gast. Zo traden Cristina Deutekom, Gré Brouwenstijn en zelfs Jussi Björling met het koor op.
Aan deze namen kan nu die van de Nederlandse sopraan Annemarie Kremer worden toegevoegd,
die in ‘I Lombardi’ de rol van Giselda zong. De rol vraagt om een bijna onmogelijke combinatie van dramatische
én lyrische coloratuursopraan en Annemarie Kremer beheerst beide aspecten van de partij. Zij is in staat om
de lange, legato lijnen te spinnen in de aria’s “Salve Maria” en “Se vano è il pregare” in de eerste akten en
bezit ook de bravura en stamina voor de cabaletta “No giusta causa” en de aria “Non fu sogno” in de laatste
bedrijven. Het was een genot haar stem weer in het Concertgebouw van Amsterdam te horen.
De Nederlandse tenor Harrie van der Plas maakt indruk met zijn lyricospinto als Alvino en de Nederlandse
mezzosopraan Annelies Lamm zingt Viclina overtuigend en met diepte. De bas Zelotes Edmund Toliver is een
sympathieke Pagano met een boeiende klank. Dirigent Ago Verdonschot toont, dat hij weet wat opera is.
Hij zingt alle woorden van het koor mee en geeft hen uitstekend aan. Hij houdt koor en orkest prima bij elkaar.
En Verdonschot brengt met Het Promenade Orkest zorgvuldig strakke accenten en grote gebaren aan in de
partituur. Een genoeglijke matinee met vroege Verdi in het Concertgebouw van Amsterdam.
http://www.operanederland.nl/Diverse%20Recensies%20Lombardi%20AOK.htm
Onderstaande recensie is overgenomen uit het internet-magazine
“Place de l’Opera”, met dank aan de maker Peter Franken.
Amsterdams Operakoor op kruistocht
Amsterdam11 november 2013
Afgelopen zondag was Verdi’s I Lombardi alla prima crociata te horen in het Concertgebouw. De uitvoering van
deze weinig gespeelde opera door het Amsterdams Operakoor en een keur aan solisten vormde een zeer welkome
bijdrage aan het Verdi-jaar 2013. Het massaal toegestroomde publiek stak zijn waardering dan ook niet onder stoelen of banken.
Annemarie Kremer zong Giselda met verve (foto: Frank Doorhof).
Annemarie Kremer zong Giselda met verve (foto: Frank Doorhof).
I Lombardi was Verdi’s vierde opera, de eerste na zijn grote succes met Nabucco. De première vond plaats in het
Teatro alla Scala in Milaan op 11 februari 1843. Later werd het werk grondig herzien ten behoeve van een opdracht die Verdi
kreeg voor de Parijse Opéra. Daar ging het werk in 1847 in première onder de titel Jérusalem. Deze versie viel te genieten tijdens
de NTR ZaterdagMatinee in 2005, met Nelly Miricioiu als Hélène.
Later werd de Franse versie weer terugvertaald in het Italiaans zodat naast het oorspronkelijke I Lombardi nu
ook Gerusalemme op
Verdi’s conto staat. Geen van beide versies is vaak te zien of te horen, hoewel ze muzikaal zeker niet
onderdoen voor hun voorganger Nabucco.
Een mogelijke reden hiervoor is de uitgesproken kritische houding die in het werk wordt ingenomen tegenover
het christendom
als instituut. Zo zingt Giselda na de moordpartij die volgt op de inname van Antiochië: “Dit is niet Gods wil,
het gaat jullie alleen
maar om het uitmoorden van de bevolking en het plunderen van de rijkdommen die hier zijn vergaard.”
Dat zal het voor het negentiende-eeuwse publiek, in een tijd dat de kruisvaarders nog “de goeden” waren,
moeilijk hebben gemaakt
zich met de protagonisten te vereenzelvigen.
I Lombardi bevat meerdere delen die sterk herinneren aan Nabucco. Zo doet Giselda’s aria aan het einde van
de tweede akte,
‘No giusta causa non è’, denken aan Abigailles ‘Salgo già del trono aurato’ uit de tweede akte van Nabucco.
Verder bevat I
Lombardi maar liefst twee koorscènes waarvan de ‘slepende’ stijl helemaal in het straatje van het zogenoemde
slavenkoor past: het pelgrimskoor
‘Gerusalem, Gerusalem’ en het koor van pelgrims en kruisvaarder, ‘O Signore, dal tetto natio’.
Het verhaal is ingewikkeld. Centraal staat de aanwezigheid van de door Acciano, de heerser van Antiochïe,
gegijzelde Giselda,
dochter van kruisvaarder Arvino. Zij is verliefd geworden op Oronte, de zoon van Acciano.
Een voorbeeld van wat tegenwoordig
het stockholmsyndroom genoemd wordt.
Orontes moeder Sofia is heimelijk tot het christendom bekeerd en hoopt dat een huwelijk van haar zoon
met de christenvrouw Giselda
hem eveneens tot bekering kan leiden. Verder is er Pagano, de in ongenade gevallen broer van Arvino
(lang verhaal), die als kluizenaar
in het heilige land leeft, door alles en iedereen wordt geraadpleegd, maar tot het laatste toe door niemand
wordt herkend.
Een mix dus van onmogelijke liefde, godsdiensttwist, verraad, moord en doodslag.
Vandaag de dag kunnen we Giselda alleen maar groot gelijk geven met haar woede-uitbarsting.
Annemarie Kremer zong Giselda en deed dat met verve. Behalve in ‘No giusta causa’ schitterde ze ook
in ‘Ave Maria, di grazia il petto’
en ‘Qual prodigio’, de ‘bravour-aria’ waarin ze haar visioen met daarin de gestorven Oronte bezingt.
Richard Carlucci zong Oronte.
De Amerikaanse tenor Richard Carlucci nam Oronte voor zijn rekening en deed dat op verdienstelijke wijze.
Zijn ‘La mia letizia infondere’ in de tweede akte was een goed begin, maar echt op dreef kwam hij in de derde
akte, in het duet met Giselda.
Harrie van der Plas als Arvino kon weinig indruk maken, al moet gezegd worden dat zijn rol hem veel minder
ruimte geeft dan die van Oronte.
De vierde hoofdrol was weggelegd voor Zelotes Edmund Toliver, een oudgediende die de rol van Pagano naar
behoren vertolkte,
hoewel het klimmen der jaren niet ongemerkt aan hem voorbij is gegaan. Met name in de hoogte is deze
sympathieke bas nogal kwetsbaar.
Bij een voorstelling als deze draait het natuurlijk om het koor, de gastheer. In I Lombardi zitten veel koorscènes
, wat het werk
tot een dankbaar studieobject maakt. Het Amsterdams Operakoor klonk goed tot zeer goed in de solodelen
of wanneer het in
een scène het voortouw moest nemen. Moest echter het tempo van de rest van de handeling worden gevolgd
of snel commentaar
op de handeling worden gegeven, dan ontstonden articulatieproblemen en klonk het ensemble enigszins amorf.
Op die momenten werd het verschil tussen amateurs en professionals duidelijk. Met name in de eerste akte was
dit waarneembaar. Niettemin een ruime voldoende voor dit koor; er werd een prima prestatie geleverd.
De muzikale leiding was in handen van Ago Verdonschot. Hij dirigeerde het koor en het Promenade Orkest op
uitstekende wijze.
Een speciale rol was weggelegd voor concertmeester Manon Meijs, die aan het begin van de laatste scène van
de derde akte een klein
vioolconcert te spelen had, een beetje in de stijl van Paganini. Het leverde haar terecht een open doekje op.
Na Macbeth in 2008 en Nabucco in 2010 wist het Amsterdams Operakoor wederom voor een zeer geslaagde
middag in het Concertgebouw te zorgen. Hulde.
door Peter Franken
11 oktober 2013 Provincieconcert in de Philharmonie te Haarlem.
Onderstaande recensie is overgenomen van de website van het
Kennemer Jeugd Orkest.
Provincieconcert 2013 buitengewoon geslaagd!
Net als vorig jaar is het Provincieconcert 2013 een groot succes geworden. O.l.v. dirigent Matthijs
Broers speelde het Kennemer Jeugd Orkest (KJO) in een goed gevulde Philharmonie een prachtig
programma, dit jaar tezamen met het Amsterdams Opera Koor (AOK) en pianotalent Ramon van
Engelenhoven. Ramon behaalde in april 2013 de 1e Prijs tijdens de Nationale Finale van het Prinse
s Christina Concours!
Het besloten concert voor medewerkers en relaties van de Provincie Noord-Holland vond afgelopen
vrijdag 11 oktober plaats en werd ingeleid door de heer Remkes, Commisaris van Koning van de provincie
Noord-Holland. Daarna verraste het orkest het publiek, doordat men zingend begon aan Pirates At World’s
End uit de film Pirates of the Carribean 3. Matthijs was zichtbaar tevreden met het resultaat.
Vervolgens maakte ook pianist Ramon van Engelenhoven de verwachtingen meer dan waar.
Oud Commisaris van de Koningin, de heer Van Kemenade genoot vooraan in de zaal zichtbaar van het
pianospel van dit 18-jarig talent. Het goede samenspel met het KJO leverde een prachtige versie op van
het eerste deel van het 2de pianoconcert van Rachmaninoff.
Ook de samenwerking met het Amsterdams Operakoor (AOK) verliep wederom erg goed.
Moeiteloos dirigeerde Matthijs Broers Donizetti’s Maria Stuarda naar een erg mooi einde.
Daarna volgde het ontroerende duet van de parelvissers uit opera Les pêcheurs de pèrles van Georges
Bizet, gezongen door tenor Hans van de Scheur en bariton Ago Verdonschot. Ago Verdonschot is tevens
de vaste dirigent van het AOK en genoot daarna zichtbaar van de finale, waarin zijn koor in samenwerking
met het KJO de Ouverture en het Slavenkoor uit Verdi’s Nabucco speelden. De mix van jong en oud,
met in totaal ongeveer 120 muzikanten, zangeressen en zangers op het podium inspireerde de zaal om
daarna de toegift uit volle borst mee te zingen. Als verrassing had het orkest de liedtekst voor de aanwezige
gasten gekopiëerd; in sneltreinvaart deelden de violisten en cellisten van het orkest deze uit.
Met de rug naar de muzikanten regisseerde Matthijs Broers een prachtig slotstuk en beëindigde daarmee
het Provincieconcert 2013. De gasten van de Provincie Noord-Holland hadden vervolgens nog een
geanimeerd samenzijn in het foyer van de Philharmonie.
Namens het KJO, het AOK en de solisten dank aan de Provincie voor de uitnodiging en de vlekkeloze organisatie.
Onderstaande recensie is overgenomen van de site
Place de l’Opera.
Operakoor zingt onbekende Donizetti’s
Amsterdam 23 oktober 2012.
Het Amsterdams Opera Koor stofte zondagmiddag 21 oktober
twee opera’s van Gaetano Donizetti af in de Beurs van Berlage
in Amsterdam. De selecties uit Linda di Chamounix en
Maria Stuarda waren niet geheel zonder bedenkingen,
maar toch fraai en overtuigend, aldus lezer Hans van Verseveld.
Claudia Patacca zong Linda di Chamounix (foto: Impulse Art Management).
Zondagmiddag bracht het Amsterdams Opera Koor zijn traditionele
najaarsconcert en dit keer was de keus gevallen op twee niet zo erg gangbare
opera’s van Donizetti. Een goede keus, omdat er onder de amateurkoren
toch dikwijls een keuze gemaakt wordt uit de vele opera’s van Verdi.
Hoe mooi die koren en aria’s ook zijn, zo nu en dan wil je wel eens iets
anders dan La Forza del Destino, Aïda, Nabucco of Ernani.
Des te verheugend was het dus dat we konden kennismaken met grote
selecties uit Linda di Chamounix en Maria Stuarda van de belcanto-componist
Gaetano Donizetti.
Linda di Chamounix ging in een zeer grijs verleden – in 1897 (!) om precies te
zijn – in het Gebouw voor Kunsten en wetenschappen in Den Haag.
Verdere uitvoeringen van dit werk kan ik in Nederland niet ontdekken.
En ook elders in de wereld is dit voor Wenen gecomponeerde werk uit 1842
nauwelijks op de planken gebracht. Misschien is daar wel een verklaring voor,
want behalve de beroemde aria ‘O luce di quest’anima’ voor coloratuursopraan
in het begin van de opera, is er niet veel te beleven in dit werk.
Ago Verdonschot liet om onduidelijke reden juist deze showstopper, die iedere
sopraan in de wereld héél graag wil zingen, weg, terwijl in het uitstekende
programmaboekje het fragment toch expliciet werd genoemd.
We mochten dus verwachten dat Claudia Patacca, die de rol van Linda vertolkte,
wel even de zaal op z’n kop zou zetten. Nee dus, en waarom? Een Linda zonder
die aria is als een Nabucco zonder slavenkoor of een patatje zonder mayo! J
ammer, gemiste kans.
Het tweede nog enigszins bekende duet tussen Carlo en Linda, ‘A consolarmi affrettisi’
uit de eerste akte, was ook komen te vervallen. Al met al bleef er van deze
Linda di Chamounix niet veel interessants over en kunnen we dus niet echt
spreken van een kennismaking met een vergeten opera.
Claudia Patacca moest genoegen nemen met wat ensemblewerk en daardoor
ging de erepalm naar de voortreffelijke Nanco de Vries, die de rollen van
Antonio én Marchese di Boisfleury met een krachtige belcanto-bariton
prachtig gestalte gaf.
De tweede Donizetti-opera, Maria Stuarda, is in Nederland ook niet vaak
op de planken gebracht, maar toen het werk dan eindelijk op 10 maart 1976
zijn Nederlandse première beleefde, stonden er wel meteen de allerbeste
zangers op de bühne. De Nederlandse Opera onder Hans de Roo haalde
Joan Sutherland als Maria, Huguette Tourangeau als Elisabeth en Vottorio
Terranova als Leicester naar Nederland, met onze eigen John Bröcheler als Talbot.
Aan dat niveau kan geen enkel operahuis vandaag de dag nog tippen en
dat mogen we ook niet verlangen van het Amsterdams Opera Koor, dat de opera
‘s noodgedwongen (?) met piano moest uitvoeren. Overigens neem ik diep mijn
petje af voor de fantastische begeleiding van de Bulgaarse pianiste Kamelia Miladinova.
Maria Stuarda was voor alle solisten en koor een gelukkiger keuze. Mylou Mazali
zette een krachtige en mooi haatdragende Elisabeth neer en de wijze waarop zij
Maria Stuarda voor bastaard van Bolein uitmaakte, mistte zijn uitwerking niet.
Overigens zouden de twee koninginnen elkaar volgens het verhaal van Donizetti’s
opera in een bos hebben ontmoet, maar de waarheid is toch echt dat Elisabeth
en Maria elkaar nooit zijn tegengekomen.
Ook hier viel Nanco de Vries op door zijn mooie belcantostijl en inlevingsvermogen.
Hans van de Scheur had hier en daar moeite met de wel erg hoge noten die
Donizetti voorschrijft, maar overtuigde toch als Leicester. Raymond Modesti ga
f blijk in beide werken over een gedegen bas te beschikken. Claudia Patacca en
Barbara Schilstra waren ontroerend in de finale van de opera, met daarin het
schitterende gebed van Maria met koor.
In beide opera’s heeft het koor veel te zingen en dus kon het Amsterdams Opera Koor
met veel plezier aan zijn belangrijke taak werken en ze deden dat, zoals we dat al
jaren gewend zijn, gewoon goed. En naar mijn idee moeten ze dat nog jaren
volhouden onder de uitstekende maestro Ago Verdonschot.
door Hans van Verseveld
Onderstaande recencie naar aanleiding van ons huisconcert van 15 mei 2011
is van de heer Ed Metsch, waarvoor onze hartelijke dank.
Kampioenen!
En zo kan het gebeuren dat op de middag dat AJAX en TWENTE strijden om
de Landstitel, vele operaliefhebbers samen komen in de Verrijzeniskerk om
te genieten van een programma dat verzorgd wordt door het Amsterdams
Opera Koor onder leiding van hun dirigent Ago Verdonschot.
Medewerking verleenden de sopraan Brenda van Hoof, de mezzosopraan
Rosalinde Nierop terwijl Kamelia Miladinova hen begeleidde op de piano.
Op het programma staan werken van Rossini, Bellini, Donizetti en Verdi.
De aftrap op deze zondag de 15e mei veroorzaakte een orkaan van geluid door
het magistrale koor. De stemmen weergalmden in de grote kerkruimte met het
“Ergi o mai” uit Semiramide van Rossini. Om koud van te worden.
Ja, en dan staat daar Rosalinde Nierop in L’ Italiana in Algeria. Een ware mezzo met
een mooie vertolking van het “Cruda sorte”, alhoewel in de hoge tonen de scherpe
kantjes er nog wel vanaf mogen.
Norma verwarmde ons weer, toen Brenda van Hoof het mooie “Casta Diva” vertolkte.
Jammer alleen, dat het koor zich hier te sterk bleef profileren, waardoor de stem van
de sopraan daarin verdween.
Dat het koor ook ingetogen kan zingen hoorden we in het “Vedeste vedemmo” uit
Maria Stuarda van Donizetti.
Als dan Verdi wordt ingezet met la Forza del destino worden de eerste doelpunten
gescoord. Schitterende uitvoering van zowel de mezzo als de sopraan Brenda van Hoof,
die met het mannenkoor het gebed “Madre pietosa vergine” prachtig vertolkte.
Ago Verdonschot nam vanaf de zijlijn een inworp als bariton met “Son Pereda”, begeleid
door de krachtig spelende pianiste Kamelia Miladinova.
Giuseppe Verdi schiep Aïda, het koor en solisten brachten haar tot leven.
Rosalinde Nierop stond als rivale Amneris te heersen over de arme Aida: “Chi mai
fra gl’inni e i plausi”. In het duet met Brenda van Hoof als de arme slavin Aida
schitterden beiden in “Fu la sorte dell’ armi. Radames vive!”
Het bezorgde mij kippenvel! Prachtig dames.
Tenslotte maakte het koor het winnende doelpunt met de Triomfmars “Gloria al Egitto “.
Het was de krachtige, schitterende finale van deze middag.
Uitslag 3-1 voor Ajax, de SCHAAL voor het Koor en de Solisten.
Amsterdam 16-5-2011
Ed Metsch
Onderstaand de recensie geplaatst is op de website
www.operamagazine.nl.
Een warme Nabucco in het Concertgebouw
In een bomvol, volledig uitverkocht Concertgebouw in Amsterdam werd
gistermiddag Verdi’s populaire opera Nabucco in concertvorm opgevoerd,
ter gelegenheid van het 60-jarig bestaan van het Amsterdam Opera Koor.
De acht voortreffelijke solisten en het verrassende koor oogstten een uitbundig
applaus, schrijft lezer Hans van Verseveld.
Niks bijzonders zult u zeggen, een uitvoering van Nabucco. Maar daar kunnen we
toch wel enige kanttekeningen bij plaatsen. Nabucco zal dankzij het onvermijdelijke
slavenkoor tot in lengte van dagen populair blijven, maar verder laat de opera het
bij het grote publiek toch altijd een beetje afweten.
Het werk is vooral geliefd bij amateurkoren, die graag dat slavenkoor zingen,
maar de rest van de opera voor het gemak maar even overslaan.
Absoluut niet terecht, zo bewees het jubilerende Amsterdams Opera Koor op
deze koude zondagmiddag in het Concertgebouw.
Het grote openingskoor gevolgd door de aria met koor van Zaccaria en de grote
finales zijn heerlijke hapklare koorbrokken en de jubilaris zorgde voor een zeer
aangename verrassing, met veel warmte vooral bij de vrouwen. Wat is het toch
jammer dat er niet een paar tenoren meer gevonden kunnen worden om de balans
in dit prima koor iets op te vijzelen. Hoe goed ze ook hun best doen, tegen deze
scheve verhouding mannetje/vrouwtje is niet op te zingen.
Er stonden acht voortreffelijke solisten en dat is nodig, want Verdi vraagt nogal wat.
Wiebke Göetjes liet zich, om haar moverende redenen, verontschuldigen voor haar
afwezigheid en wij liefhebbers van deze dramatische sopraan willen dan natuurlijk
héél graag weten wat er aan de hand is. Maar daar kwamen we niet achter.
Er werd een vervangster gevonden in de Zwitserse sopraan Claudia Iten.
Nooit van gehoord, dus even gegoogled en daar lezen we dat zij een mezzosopraan
zou zijn. Nou, dat juk heeft ze vanmiddag voorgoed afgegooid, want de hoge c’s in
recitatief, aria en cabaletta uit het tweede bedrijf stonden als een huis.
Nergens geforceerd of ordinair, voor Abigaille een gevaar dat altijd om de hoek loert.
Van deze dramatische sopraan gaan we vast veel meer horen.
Christopher Robertson was een mooie en vooral heldere Nabucco met een prachtige
doorleefde vertolking en Edmund Toliver vervulde met veel power de rol van Zaccaria.
Hier en daar besloot hij een hoge noot te interpoleren en dat had hij beter niet kunnen
doen, want die klonken niet altijd even fraai en als Verdi dat gewild had, dan had hij ze
wel gecomponeerd!
Carina Vinke moet van Verdi tot het einde van de opera wachten om haar solo te mogen
zingen en daar hoorde ik toch een geheel nieuwe versie van de aria ‘Oh, dischiuso è il
firmamento’. Vermoedelijk is deze vreemde versie afkomstig uit de nieuwe kritische
Ricordi-uitgave. Hoe dan ook: er werd goed gezongen.
Philip O’Brien maakte het beste van de ondankbare tenorpartij van Ismaël en zeker
in het terzet in de eerste akte vormde hij een aangenaam muzikaal gezelschap met Vinke en Iten.
Frans Fiselier heb ik nog nooit van mijn leven iets níet goed horen doen. Kleine rollen,
grote partijen, oratoriumaria’s: het maakt niet uit, het is altijd puntgaaf en wonderschoon.
Ten slotte Claudia Patacca in de rol van Anna. Ik heb altijd een zwak voor deze kleine partij,
omdat Verdi haar door de hele opera in de ensembles een paar hele hoge noten laat zingen
en een beetje sopraan zorgt ervoor dat die noten goed hoorbaar zijn. Pataca genoot zichtbaar
van het ‘Immenso Jehova’ in de finale en liet dat goed horen. Heerlijk!
De dirigent Robbert Steijn had de wind er flink onder, zonder in grofheden te ontaarden,
hetgeen bij de jonge Verdi nogal eens gebeurt. Samen met het altijd betrouwbare en
vanmiddag con animo spelende RBO Sinfonia was hij een sterke steun en toeverlaat voor
koor en solisten.
En dan de grote vraag: wanneer komt er weer eens een Nabucco bij De Nederlandse Opera?
De eerste opera die ik als kind zag, was Nabucco met Marijke van der Lugt en Scipio Colombo
in 1962 in de Amsterdamse Stadsschouwburg. In de zeventiger jaren zongen Pauline Tinsley
en Jan Derksen in deze opera en dat was het dan wel zo’n beetje.
Natuurlijk mogen we de uitstekende producties in het Rotterdamse AHOY niet vergeten,
maar daar blijft het dan toch wel bij.
De jonge Verdi: het publiek vraagt erom. Dat bewees het uitbundige applaus in ons
onvolprezen Concertgebouw.
door Hans van Verseveld
Nabucco
Giuseppe Verdi
Uitgevoerd door: RBO Sinfonia onder leiding van Robbert van Steijn.
Solisten: Christopher Robertson, Claudia Iten, Edmund Toliver, Edmund O’Brien,
Carina Vinke, Claudia Patacca, Frans Fiselier en João Sebastião.
Bezocht op 28 november 2010 in Het Concertgebouw – Amsterdam.
Ons jaarlijks concert, ditmaal op 31 oktober in de Westerkerk te
Amsterdam, ligt al weer achter ons. We kunnen met veel voldoening
stellen dat het onder de bezielende leiding van Ago Verdonschot
een geslaagd concert was. Koor en solisten hebben een fantastische
uitvoering gebracht. Het publiek was enthousiast en vol lof en
en gaf hiervan blijk met een staande ovatie.
De volgende recensie stond op 13 oktober 2008 op de website
Opera Nederland
Amsterdams Opera Koor verrast in ZondagMatinee met ‘Macbeth’
Door: Mark Duijnstee
Voor het eerst sinds zijn oprichting in 1950 koos het Amsterdams Opera Koor
(AOK) voor een programmavullende opera met ‘Macbeth’ van Giuseppe
Verdi (1813 – 1901). Twee jaar geleden stemde ‘Macbeth’ in de ZaterdagMatinee
nog niet tot tevredenheid, maar deze gewaagde uitvoering van het AOK gaf
in alle opzichten voldoening.
De tekst van ‘Macbeth’ is gebaseerd op het toneelstuk van Shakespeare en librettist
Piave bleef zeer dicht bij die originele tekst. De wereldpremière van de opera in
Florence in 1847was met name door het thema een onverwacht succes.
Een opera zonder liefdesscène was voor die tijd een unicum.
Toch was Verdi met het resultaat niet tevreden.
Hij bewerkte de opera voor de Parijse première in 1864 en voegde onder andere het
vluchtelingenkoor aan het begin van de laatste akte en Lady’s aria “La luce langue” toe.
Maar de opera is nooit een publiekshit geworden en tot de tweede helft van de vorige
eeuw werd het werk in Nederland niet uitgevoerd. Sindsdien is het ongeveer eens in de
vijf jaar in ons land te horen.
Het probleem met ‘Macbeth’ is dat het geen innerlijke, muzikale eenheid heeft.
Ondanks een serie aan prachtige aria’s laat Verdi geen melodische ontwikkeling toe.
Vaak lijkt de melodie gekluisterd, gedwongen en onafgemaakt. De grote uitdaging van
het drama ligt echter in het recitatief. Volgens Verdi zelf zijn er twee belangrijke delen
van de opera waarmee het stuk staat of valt, het duet Lady Macbeth en Macbeth
en de slaapwandelscène, en die mogen absoluut niet gezongen worden, maar gespeeld
en met gedempte en gedekte stem gedeclameerd.
In die traditie is de Lady Macbeth van Wiebke Göetjes. Zij was de legitieme opvolgster
van Cristina Deutekom in het jugendlich dramatische vak en is inmiddels uitgegroeid
tot een ware dramatische sopraan. Treffend zingt zij de rol van Lady Macbeth met
een dan weer rauwe,dan weer verstikte, dan weer holle stem en heeft de hoogte,
laagte en souplesse tot versieringen. Haar vertolking van Lady Macbeth is werkelijk
duivelsachtig.
De bariton Carmelo Corrado Caruso als Macbeth, de jonge bas Dario Russo als Banco
en de tenor Dominic Natoli als Macduff brachten uit hun vaderland de Italianità frasering
voor hun fraaie stemmen mee. Ook de kleinere rollen waren uitstekend bezet.
Het AOK heeft gewerkt met alle grote zangers van Nederland en is voor deze gelegenheid
versterkt met leden van het Rotterdams Opera Koor. De zes rijen dames en twee rijen
heren zijn goed in balans, goed verstaanbaar en exact. Ook is er een prima evenwicht
met het Randstedelijk Begeleidingsorkest Sinfonia, dat deze opera aan zijn omvangrijke
repertoire toevoegt.
Verantwoordelijk voor deze genuanceerde lezing is dirigent Robbert van Steijn,
die laat horen dat hij weet wat opera is. Zijn directie getuigt van voorstellingsvermogen
en is rijk aan fantasievolle tempi. Van Steijn kan een verrassing en ontdekking genoemd
worden voor Opera Nederland.
Twee maal Shakespeare in één weekend in het Concertgebouw: ‘Der Sturm’ en ‘Macbeth’
Door: Hans van Verseveld
Het gebeurt toch niet vaak, dat er twee matinees in het Concertgebouw in Amsterdam
gevuld worden met op muziek gezette teksten van William Shakespeare. In het kader
van de ZaterdagMatinee ging de opera ‘Der Sturm’ op muziek van Frank Martin, naar
Shakespeares ‘The Tempest’, in haar Nederlandse première en wat mij persoonlijk
betreft blijft het daar bij.
‘The Tempest’ is één van die stukken van de Engelse meester, die waarschijnlijk
door z’n ingewikkelde plot zelden wordt gespeeld en de Zwitserse componist Frank Martin
heeft daar nog eens ingewikkelde en weinig aansprekende muziek bij gecomponeerd,
die van één uur tot half vijf duurde. Tot en met de tweede akte heb ik het uitgehouden,
maar toen was ik ondanks de boventiteling de draad van het verhaal geheel kwijt en
muzikaal kon het mij echt niet langer meer boeien ondanks de geweldige prestaties
van de meeste zangers met voorop Robert Holl en de tenor Simon O’Neill.
Nee, dan was het zondagmiddag in dat zelfde Concertgebouw wel even andere koek.
Verdi’s ‘Macbeth’ ging daar in concertante vorm en da’s altijd prettig, want daarmee
ontloop je in ieder geval allerlei rare fratsen van ijdele regisseurs en producenten
waar de opera in de huidige tijd in vele gevallen ernstig onder lijdt. Bij zo’n sterk
Shakespeare verhaal met boventiteling vullen we zelf de plaatjes wel in!!!
Het Amsterdams Opera Koor had met hulp van Het Rotterdams Opera Koor
bedacht, dat ze nu wel eens een complete opera wilden uitvoeren en dan is ‘Macbeth’
natuurlijk een hele interessante, maar ook een hele gewaagde keuze, want in
tegenstelling tot bijvoorbeeld ‘Nabucco’ met z’n toch wel een beetje standaard
recht op en neer koren, moet je voor de ‘Macbeth’ wel alle muzikale zeilen bijzetten
. Door jaren heen heb ik het Amsterdams Opera Koor niet zo gemotiveerd en
fenomenaal gehoord. Nou moet ik er eerlijk bij zeggen, dat ze grandioos ondersteund
werden door het Randstedelijk Begeleidings Orkest (RBO) o.l.v. de jonge virtuoze
dirigent Robbert van Steijn. Ik hoop nog veel van deze maestro te horen en dan graag
in een opera, want daar ligt absoluut zijn talent.
Natuurlijk werd er ook nog gezongen en hoe….?! Carmelo Corrado Caruso was Macbeth
en hij was zo muzikaal en ontroerend, dat je bijna niet kon geloven, dat ze zo iemand
gevonden hebben in Italië. Ik heb beroemdere zangers gehoord in die rol, die het er
met veel gebrul minder fraai van af brachten. Wiebke Göetjes mocht de Lady (nou ja Lady??)
uithangen en dat deed ze met veel aplomb. Het moet voor een dramatische sopraan met
coloratuur mogelijkheden een verrukking zijn om deze rol te mogen zingen. Verdi vraagt
van Lady Macbeth bijna het onmogelijke, maar “ONZE” Wiebke zong, interpreteerde en
slingerde de hoge noten inclusief de hoge ‘Des’ aan het einde van de Slaapwandelscène
rechtstandig de zaal in. Terecht dat zij voor deze prestatie een aantal open doekjes in
ontvangst mocht nemen. Graag meer!!!! Dario Russo, een Italiaan, blijkt bij de Opera Studio
Nederland te studeren en da’s prettig om te weten, want zo’n prachtige bariton in de rol van
Banco willen we graag nog eens in iets anders horen. Jammer dat hij in deze opera voor het
eind van de tweede akte het leven laat, maar dat willen de tekstdichter en de componist
nou eenmaal zo. De rol van Macduff is een kleine tenorpartij in deze opera, maar Verdi
geeft hem wel de bekendste en mooiste aria van het werk. “Ah! La paterna mano” werd
met een wonderbare stemschoonheid gezongen door Dominic Natoli. Ook alweer een
voor mij onbekende Italiaan, maar er was nog een tenor n.l. de Spanjaard Rafael
Vázquez als Malcolm, die in staat bleek om zich in de ensembles en in het stretta met
de andere tenor te manifesteren als een wel zeer veel belovend talent. Met lef zong hij
zijn noten en ik kan mij niet herinneren ooit een zanger gehoord te hebben in deze rol,
die mij zo goed beviel. Bas Kuijlenburg mocht maarliefst vijf verschillende kleine rollen
invullen en daardoor werd zijn optreden toch alleszins dankbaar en hij kweet zich met
verve van zijn taak, zoals ook Rebecca Fromherz als de Dama, die samen met de
Lady een flink aantal zeer hoge noten in de ensembles ten beste gaf.
Een fantastische middag met een heerlijk opera.
Gewoon nog eens doen, Amsterdams Opera Koor! Opera’s genoeg, die vragen
om een concertante uitvoering. Jullie kunnen het en van engageren van goede zangers
hebben jullie blijkbaar ook verstand.